De 100 woorden, die je nodig hebt om jouw bedrijf succesvol te starten.
Oefenblad 3

voor nieuwkomers Dag 3
Dit is oefenblad 3 met weer 20 nieuwe woorden.
Deze 100 woorden kom je zeker tegen, als je start met jouw bedrijf. Het is belangrijk, dat je ze kent en heel goed begrijpt wat ermee bedoeld wordt. Omdat je deze woorden leert is het makkelijker om jouw bedrijf succesvol te starten.
Wil je een half uur samen overleggen over jouw ondernemingsplan? Heb je vragen over de honderd woorden of kom je er zelf niet uit? Stuur me dan een mailtje: info@nanzzcreatief.nl. Ik denk graag met je mee.
31; Vestigingsplaats.
De vestigingsplaats is de plaats waar jij jouw bedrijf vestigt. Een persoon woont ergens, een bedrijf vestigt zich ergens. Het is dus de plaats waar jouw hoofdkantoor, jouw winkel, jouw restaurant is. Ben je zzp-er, dan is het vaak de plaats waar je woont. Heb je voor je bedrijf een postadres, dan is dat jouw vestigingsplaats. Maar daar komt binnenkort volgens mij nieuwe wetgeving over.
32; Voorzieningenniveau.
Dit woord bestaat uit twee delen. Voorzieningen en niveau.
Voorzieningen: alles waar je gebruik van kunt maken in een stad, dorp of wijk.
Bij budgetteren betekent voorzieningen iets anders. Daar is een voorziening een reservepotje, bijvoorbeeld geld wat je opzij zet voor een nieuwe computer.
Niveau = hoogte of laagte, Zijn er veel voorzieningen, dan is het voorzieningenniveau hoog. Voorbeeld: Sonia wil een loods voor haar sieradenhandel. Zij kijkt in haar eigen dorp naar de mogelijkheden. Maar er is geen industrieterreintje en ook geen afgiftepunt voor de pakjes. Er is een laag voorzieningenniveau. Daarom huurt zij een deel van een loods in een nabijgelegen (nabijgelegen = dichtbij) stad.
33; Diverse.
Diverse betekent verschillende. Je hoort iemand vaak zeggen: ‘Daar zijn diverse mogelijkheden voor.’ Diversiteit = iedereen is uniek en er zijn verschillen tussen mensen.
Een voorbeeld: Ik kom uit Rotterdam, daar zijn mensen gewend om te zeggen waar het op staat. In Amersfoort, waar ik nu woon, schrikken ze soms van mij omdat ik direct ben.
Dit kun je zakelijk ook gebruiken, als je je doelgroep kiest en als je een aanbod hebt, geschikt voor een bepaalde groep mensen. Maak jij gepeperde kikkererwtenbolletjes, dan kun je die goed verkopen in Den Haag. Daar wonen veel mensen, die houden van gepeperd eten.
34; Onvoorzien.
Onvoorzien = niet voorzien. Het wordt vaak bij budgetteren gebruikt.
Als je een begroting maakt van in totaal 1000 euro, dan neem je vaak een post onvoorzien op van 5%. Dus je verwacht 1000 euro uit te geven. Maar je telt daar 50 euro bij op, omdat je misschien iets vergeten bent, of er gaat iets stuk. Dat kun je van tevoren niet weten. Dat betekent onvoorzien.
35; Rechthebbende.
De rechthebbende is degene, die de rechten bezit. Als ik een tekst schrijf dan ben ik de rechthebbende. Dat geldt ook voor muziek of een foto. Gebruik jij mijn tekst, muziek of foto zonder toestemming, dan kan ik daar geld voor vragen. Ik heb het bedacht, dus ik ben de rechthebbende.
Oefening 3: Kies welk antwoord goed is. Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Sonia wil graag een loods huren voor haar winkel. Zij kijkt rond in haar omgeving.. Wat hoort bij het voorzieningenniveau?
- 1; Ze neemt een post onvoorzien op in haar budget.
- 2; Ze vraagt toestemming om foto’s te maken van het deel van de loods, wat zij wil huren.
- 3; De gemeente verbeterd de infrastructuur van het bedrijventerrein.
- 4; Ze praat met een paar medehuurders van de loods.
- 5; Er wordt een glasvezelnetwerk aangelegd.
Wil je de antwoorden weten? Luister om 16.00 uur naar Facebook live in deze groep: Een bedrijf starten in Nederland.
GOED BEZIG!
36; USP.
USP = Unique Selling Point. Dat, wat jou uniek maakt. Er is niemand, die het zo doet, als jij. Het kan een talent zijn. Of een combinatie van talenten. Het kan jouw eigen methode zijn. Of een innovatie, een nieuw product.
37; Innovatief.
Innovatief = vernieuwend. Dit kan technisch zijn, maar ook een vernieuwende dienst. Een ander woord is grensverleggend. Van een vaste naar een mobiele telefoon, dat was innovatief. Een manier van coachen, waardoor iemand sneller en beter met een angst om kan gaan is ook innovatief.
Het werkwoord is innoveren. Zij innoveert deze methode. Zij vernieuwd deze methode.
38; Waarde.
Waarde hoor je vaak in waarden en normen. Welke waarde vind jij belangrijk? Respect, integriteit, vriendelijkheid? Een waar is gedrag, wat belangrijk voor jou en voor jouw bedrijf is. Accuraat is ook een goede waarde als je advocaat of accountant bent. Zorgvuldigheid. Of Grondigheid en integriteit voor een schoonmaker.
Waarde lijkt op waarderen.
39; Toegevoegde waarde.
Dit betekent iets anders als je het hebt over een product of over een persoon.
Voor een product is de toegevoegde waarde de omzet minus de inkoopwaarde. Een voorbeeld:
- Ik koop een kilo appels voor 1.25 en bloem, boter, kaneel en twee eieren voor 2.50. De inkoopwaarde is dus 1.25 + 2.50 =3.75.
- Ik maak hier een appeltaart van.
- Ik verkoop 8 stukken appeltaart voor 3.50 per stuk.
- De toegevoegde waarde is (8*3.50) – 3.75 = 24.25.
Toevoegen = erbij doen.
Voor een persoon betekent toegevoegde waarde: wat maakt het uit, dat jij het bent. Wat voor verschil maak jij met jouw persoonlijkheid, met jouw werk. Wat maakt jou onmisbaar? Dat is jouw toegevoegde waarde.
40; Algemene omgangsregels.
Als ondernemer wil je vaak samenwerken met andere ondernemers. Maar soms gaat dat moeilijk. Dan komt dat soms omdat je je niet aan de algemene omgangsregels houdt. Dat wist je misschien niet, omdat die in elk land een beetje verschillen. Maar wat zijn dat nou, algemene omgangsregels?
Het zijn regels over gedrag, die mensen van je verwachten.
Een voorbeeld: Je gaat naar een netwerkbijeenkomst. Je spreekt heel enthousiast over jouw bedrijf. Een andere ondernemer luistert de hele tijd. Misschien vindt zij het heel interessant. Maar het is beleefder om na een paar zinnen een vraag te stellen over haar bedrijf. Belangstelling in elkaar tonen, dat is een omgangsregel.
Wil je hier hulp bij? Stuur dan een mailtje naar info@nanzzcreatief.nl
Oefening 4: Vul het ontbrekende woord in op de plaats van de stippeltjes.
- 1; Respect, integriteit en vriendelijkheid zijn …
- 2; Omzet – inkoopwaarde = ….
- 3; Wat maakt jou onmisbaar? Jouw …
- 4; Als je een tekst gebruikt van een ander zonder het netjes te vragen dan pleeg je plagiaat. Je bent namelijk niet de …
- 5; Het hele budget is er al door! Gelukkig hebben we nog een post …
Wil je de antwoorden weten? Stuur dan een mailtje.
41; BUMA STEMRA.
Als je muziek van een ander gebruikt moet je de rechthebbende daar een vergoeding voor betalen. Dat geldt ook als je de radio aanzet in jouw productiehal. Dit regel je hier: BUMA STEMRA.
42; AVG.
Verzamel jij persoonlijke gegevens van klanten? Daar zijn regels voor, de privacywetgeving. AVG betekent Algemene Verordening Gegevensbescherming. Een ondernemer moet vertellen aan de klant, dat hij of zij gegevens verzamelt, waarvoor en hoelang. Hier vind je meer informatie.
43; EHBO.
EHBO = eerste hulp bij ongelukken. Een EHBO-er is iemand, die scholing heeft gehad om bij ongelukken te helpen. Bij evenementen is een EHBO-er vaak verplicht.
44; BHV
Je hebt een bedrijf, er komen meer personeelsleden. Dan komt er een moment, dat je een BHV-er nodig hebt. Dit is iemand, die in het bedrijf werkt en weet wat te doen bij brand en ongelukken. BHV= bedrijfshulpverlening.
45; Inzage in persoonsgegevens.
Een klant heeft recht op inzage in persoonsgegevens. De klant mag deze opvragen. Een voorbeeld. Sonia heeft aan een vrouw 7 maanden geleden een sieraad verkocht. De vrouw vraagt haar persoonsgegevens op. Sonia geeft in haar algemene voorwaarden aan, dat de gegevens 3 maanden bewaard worden. Zij heeft deze dus niet meer.
46; Logistiek.
Logistiek = het regelen, plannen, vervoeren van goederen. Sommige bedrijven hebben logistiek als product, zoals DHL en Post NL. Maar ook een fietskoerier en de computer waarin je kunt bijhouden waar een product is horen bij de logistiek.
47; Lef, durf.
Een bedrijf beginnen, dat vergt een portie lef! Wat betekent dat?
Lef = iets engs durven. Bijvoorbeeld: investeren in jouw bedrijfsidee met je spaargeld. Lef is een ondernemersvaardigheid. Maar het is ook een valkuil. Doe bijvoorbeeld eerst een marktonderzoek en een haalbaarheidsstudie, voordat je je spaargeld opneemt! Maar… als je er dan voor gaat, dan heb je wel lef!
48; Deugden.
Deugden maken het leven de moeite waard. Dapperheid, zelfbeheersing en rechtvaardigheid zijn deugden. De deugden kunnen wel verschillen als je in Hongkong woont of in Amsterdam, in Djibouti of in Zwolle.
49; Belemmerende overtuigingen.
Overtuigingen zijn dingen die je denkt. Belemmeren is tegenhouden. Belemmerende overtuigingen zijn dingen die je denkt en die je tegenhouden.
Een voorbeeld:
Sonia wil graag een social media campagne maken voor haar sieraden. Maar ze denkt, dat dat heel moeilijk is dus ze begint er maar niet aan.
Oefening: Lees de drie zinnen. Waar of niet waar?
- 1; Lef is altijd een valkuil. Waar/ niet waar.
- 2; Ze denkt, dat ze het niet kan. Zij heeft last van haar belemmerende overtuigingen. Waar / niet waar.
- 3; EHBO en BHV zijn precies hetzelfde. Waar / niet waar.
- 4; Kopiëren en gebruiken van een tekst zonder toestemming is plagiaat. Waar / niet waar.
- 5; Een budget bestaat uit meerdere posten, bijvoorbeeld de post toegevoegde waarde. Waar / niet waar.
Wil je het antwoordblad? Stuur me een mailtje, dan weet je ook meteen waar bij de uitspraak de klemtoon ligt bij deze woorden.
40; Valkuil.
Een valkuil is een kuil waar je invalt. Maar het wordt niet letterlijk bedoeld. Het is een figuurlijke uitdrukking. Iemand, die veel lef heeft maar ook vaak veel te grote risico’s neemt heeft een valkuil. De valkuil is te grote risico’s nemen. Hij of zij komt in de problemen.
Dat was het voor vandaag. Veel plezier met deze 20 woorden en om 16.00 uur lees ik weer de uitspraak voor en geef ik de antwoorden op de oefenvragen.
Heb je opmerkingen? Te makkelijk? Te moeilijk? Stuur me een mailtje: info@nanzzcreatief.nl.
Succes en fijne dag!